Filemon 1:4-6: Ik dank mijn God, terwijl ik steeds in mijn gebeden aan u denk. Ik hoor namelijk over uw liefde, en geloof dat u in de Heere Jezus hebt, en over uw liefde voor alle heiligen. Moge uw gemeenschap in het geloof zich krachtig openbaren in de kennis van al het goede dat in u is met betrekking tot Christus Jezus.

Een woord van bemoediging zo aan het begin van het nieuwe seizoen in de gemeente. Misschien kijkt u daar vol verwachting, vol verlangen naar uit. Paulus, de schrijver van deze brief, bevindt zich in gevangenschap. Terwijl zijn gedachten uitgaan naar de gemeente begint hij voor zijn broeders en zusters te danken.

Een gemeente die wordt gekenmerkt in dankbaarheid, liefde en geloof.

De volgende verzen geven duidelijk weer waarom hij begint te danken. Er staat “ik hoor”. Wij zouden zeggen: er gaat een getuigenis van deze mensen uit, en je hoort waar deze broeders en zusters om bekend staan. Niet om een mooi gebouw, veel kennis, of om welke andere reden dan ook. Nee, hij heeft gehoord “over uw liefde, en geloof dat u in de Heere Jezus hebt”. Wat een getuigenis is dat! Wat prachtig om als gemeente zo bekend te staan. Een gemeente met een verticale liefde, voor de Heere Jezus. En daarnaast (vers 5) een horizontale liefde, een onderlinge liefde. Dat maakt Paulus een dankbaar man.

Als wij aan onze gemeente denken, beginnen wij dan ook te danken? Is er dank in onze hart, als we mensen zien groeien in hun liefde en geloof? Een heel nieuw seizoen ligt er weer voor ons. Wij hebben als broederraad ook dit verlangen en gebed in ons hart voor onze gemeente. Dat we met elkaar een gemeente zullen zijn die gekenmerkt wordt door de woorden: dankbaarheid, liefde en geloof. We hopen en bidden voor u dat u in alles mag toegroeien naar de Heere Jezus Christus.