Wat betreft de heiligen die in den lande zijn: zij zijn de heerlijken in wie al mijn welbehagen is (Psalm 16:3, NBG51)

Laatst las ik ergens het volgende verhaaltje. Een gelovige vader kwam op een avond bedrukt thuis. Een broeder had hem onheus aangesproken en daar worstelde hij mee. Thuis werd hij door zijn kleine dochtertje stormachtig begroet. Ze vloog hem om de hals en liet hem haar eerste schoolschriftje zien. Ze had rode wangen van inspanning, want ze had zo haar best gedaan en verwachtte nu lof van haar vader. Die bladerde door het schrift en liet merken dat hij heel tevreden was. Maar toen kwam hij bij een bladzijde die door twee kleine inktvlekken lelijk was geworden. Het meisje bedekte die vlekken snel met haar handjes en zei: “Papa, niet naar de vlekken kijken!” Natuurlijk ‘zag’ deze vader die vlekken niet. In plaats daarvan nam hij zijn dochtertje op de arm.

Papa, niet naar de vlekken kijken!

Later dankte hij God voor de les die hij had gekregen. Ja, dat is het, dacht hij, we moeten bij onze broeders en zusters niet naar de vlekken kijken. Het is veel beter om te letten op de karaktertrekken van Christus in hun leven en ons bewust te zijn dat onze medegelovigen “geliefden van God” zijn (Romeinen 1:7). Een geest van kritiek en de neiging om steeds het negatieve te zien, zijn voor Gods gemeente een groot gevaar.

Dat geldt ook voor onze houding tegenover een kringleider, kinderwerker, oudste of welke leidinggevende ook. “Het zijn de (kleine?) vossen die de wijngaard bederven” (Hooglied 2:15). Natuurlijk kan iemand fouten maken. Als dit tussen jullie in staat, spreek hem of haar daar dan persoonlijk respectvol op aan en blijf niet bij het negatieve hangen. En laten we er liever bij stilstaan wat de gelovigen voor de Heere Jezus zijn: Ze zijn (óók die broeder, óók die zuster!) Zijn eigendom, duur gekocht met Zijn bloed; ze zijn Zijn “heiligen”, Zijn “heerlijken”, in wie Hij Zijn welbehagen heeft!