Het is zo’n bekende uitspraak van onze Here Jezus Christus: “Oordeel niet opdat gij niet geoordeeld wordt.” (Mattheüs 7) Dat klinkt ernstig en duidelijk, maar betekent dit ook dat we over bepaalde zaken geen standpunt in mogen, zelfs in moeten nemen (beoordelen)?

Nog niet zo lang geleden kwam ik in contact met twee homoseksuele jongens die al een tijd samenwonen. Tijdens een gesprekje werd duidelijk dat zij ook wel iets van de Bijbel kenden. We gingen weer uit elkaar maar een maand later ontmoette ik één van hen vroeg in de morgen. Hij was aan het ‘joggen of trimmen’ (hoe heet zo iets) en kwam in draf recht op me af. “Kunnen homo’s ook in de hemel komen?” was zonder enige inleiding zijn vraag. Ik vond deze vraag nogal ‘direct’ en kon, wetende dat wij niet hebben te oordelen, dan ook niet anders dan antwoorden: “Daar ga ik niet over.” Wel kon ik hem uitleggen dat de Heer die ik wil dienen zijn levenswijze niet goed vindt maar tevens kon ik hem uitleggen dat diezelfde HEER hem ziet als mijn ‘naaste’ die ik heb lief te hebben als mijzelf. Kortom, dat de Here Jezus “de zonde haat maar de zondaar lief heeft.”

Dagelijks de schriften te onderzoeken om te zien of de dingen zo zijn.

In hetzelfde hoofdstuk, vers 15-22 roept de Here Jezus ons op om op onze hoede te zijn voor valse profeten die de gemeente zullen binnendringen. Let wel, Hij spreekt hier niet van ongelovigen, heidenen, die de gemeente belagen, maar over profeten (leidinggevenden in de gemeente). Aan hun vruchten zullen jullie ze herkennen, zegt Hij. Maar wat zijn dan die vruchten? Nou, die vruchten liegen er niet om; Ze hebben in naam van de Here Jezus geprofeteerd, in Zijn naam demonen uitgedreven, in Zijn naam vele krachten (genezingen) gedaan. Dit is allemaal nog al wat. Bovendien spreekt de Here Jezus hier niet over ‘enkele’ valse profeten maar over ‘vele’. In dit alles spreekt Hij; “Ik heb u nooit gekend, ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt.” (Mattheüs 7:23)

We zullen dus ernstig moeten onderzoeken of de ‘vruchten’ welke deze lui voortbrengen grond vinden in de Bijbel en deze ‘profeten’ moeten beoordelen op grond van de manier waarop ze omgaan met Gods Woord. Er wordt in dit hoofdstuk tevens gesproken van een “nauwe poort en een brede weg” en opnieuw wordt hier gesproken van ‘velen’ die gemakkelijk de brede weg volgen. (Mattheüs 7:13)

De hele kerkgeschiedenis door heeft de gemeente te kampen gehad met verleidingen en valse leraars en ook nu komt er veel op ons af. Ik denk alleen al aan de verkondigers van het zogenaamde welvaartsevangelie en andere hieraan verwante prediking.

De Here God waarschuwt ernstig onze naasten niet te veroordelen (alleen HEM komt het oordeel toe), maar dit laat onverlet dat het onze opdracht is om onze naamgenoten uit Berea te volgen en “dagelijks de schriften te onderzoeken om te zien of de dingen zo zijn” en zodoende vele zaken te toetsen (niet veroordelend maar wel beoordelend).